Het nieuws over het zware treinongeval overschaduwt de verhalen over tochten naar Santiago De Compostela. Maar de begeestering waarmee pelgrims over hun ervaringen vertellen, steekt jaar na jaar het vuur aan de lont bij een groeiende groep anderen. En wie het eens gedaan heeft, lijkt voor altijd betoverd. ‘Het was deugddoend, rustgevend en zeer, zeer bevrijdend.’
Ze waren met 1.502, de Vlamingen die vorig jaar – met het oog op een pelgrimstocht – de geloofsbrieven aanvroegen bij het Vlaams Genootschap van Santiago de Compostela. En dat zijn dan alleen nog maar diegenen die zich melden. Jaar na jaar neemt de belangstelling toe. Een kwart van de pelgrims kiest voor een fietstocht, maar de overgrote meerderheid legt de weg af zoals het oorspronkelijk bedoeld was: op het ritme van de traagheid, te voet.
Katrien Lefever werd al heel jong moeder, en voelde een sterke behoefte om eindelijk eens iets voor zichzelf te doen. In 2010 was het zover: ze stapte in vijf weken van Saint-Jean-Pied-de-Port in de Franse Pyreneeën naar Compostela.
‘Het was een oefening in loslaten. Ik heb me vaak afgevraagd of ik het wel zou aankunnen, helemaal alleen. Zonder de zekerheid van mijn gezin en mijn vertrouwde omgeving. Maar het werd een ongelooflijke ervaring, om nooit te vergeten. Leven op het ritme van het stappen. Met niets anders bezig zijn dan met wandelen, eten en slapen. Dag na dag. Sober eten ook, zonder vlees. En dan de vreemde vaststelling dat je leven thuis altijd maar verder weg lijkt, terwijl het besef van hoe waardevol het is, scherper wordt. Het reisdoel mag dan wel Compostela zijn, voor mij was de weg ernaartoe veel belangrijker. Het verandert een mens blijvend.’
Moeilijk thuiskomen
Drie jaar later werkt de intense beleving van toen nog steeds door. Maar thuiskomen was niet evident. ‘Als ik eerlijk ben: dat was het moeilijkste van de hele tocht. Ik was zo vol van alles wat ik meegemaakt had, dat ik het onmogelijk in woorden kon vatten.’
Voor Claude, die liever alleen met zijn voornaam in de krant komt, werd het een fietstocht. Zijn reden? De erfenis, die hij van een overleden tante kreeg. ‘Ik vond dat ik dat geld moest verdienen. Dat ik iets terug moest doen. Ik ben naar Compostela gefietst om mijn dankbaarheid te uiten.’
Claude genoot van de fysieke inspanning. Maar het doel – Compostela bereiken – was voor hem belangrijker dan het onderweg zijn. ‘Het einde bekroont het werk. En ik zou in geen geval opgegeven hebben. Het mocht duren wat het duurde. Maar ik ben wel onder de indruk gekomen van de grote openheid die ik ontmoet heb: zoveel mensen van over heel de wereld, die allemaal hetzelfde doel voor ogen hebben. Wie bereid is zich open te stellen, voelt al snel hoe bijzonder dat is.’
Een parallelle wereld
Voor striptekenares Judith Vanistendael werd haar voettocht naar Compostela om meer dan één reden een bijzondere reis. ‘Ik wilde een pauze nemen in mijn leven. Er waren een paar dingen die ik achter me wilde laten, zodat ik voortaan over een “voor” en een “na” zou kunnen spreken. Dat was goed voor iedereen: niet alleen voor mij, maar ook voor mijn kinderen, die thuis achterbleven.’
Zes weken was ze onderweg, vanuit de Franse Pyreneeën. Na een tweetal weken stappen begon ze een wezenlijk verschil te voelen: ‘Het leek alsof ik in een parallelle wereld terechtkwam. Ken je de runner’s high, de euforie die lopers na enige tijd soms ervaren? Iets gelijkaardigs gebeurt wanneer je wekenlang elke dag een grote afstand wandelt: je komt in een meditatieve toestand terecht, een ander soort bewustzijn. Niet iedereen ervaart het zo. Ik heb ook mensen ontmoet die alleen met de fysieke inspanning bezig zijn en niet zozeer emotioneel geraakt worden door de tocht. Maar op mij heeft het een diepe indruk gemaakt. Het was deugddoend, rustgevend en zeer, zeer bevrijdend.’
‘Na een viertal weken merkte ik dat ik bijna alle interesse verloren was in mijn Belgische bestaan. Het leek allemaal zo veraf. Bovendien – en dat maakte de reis extra bijzonder voor mij – heb ik onderweg mijn nieuwe liefde ontmoet, met wie ik nu samen aan een beeldverhaal werk.’
Judith hield een blog bij over haar pelgrimstocht (judithvanistendael.wordpress.com) en er zijn concrete plannen voor een boek. De voettocht ligt alweer drie jaar achter haar. Twee jaar lang werkte de rust in haar hoofd en leven door, maar het heilzame effect lijkt stilaan uitgewerkt. ‘Ik begin me weer druk te maken over stomme dingen. Maar de gedachte dat ik maar mijn rugzak hoef te nemen als ik wil vertrekken, en dat niemand me zal tegenhouden, vind ik heel fijn. De fascinatie blijft. Er iemand over horen vertellen of simpelweg die schelp zien, kan me nog steeds ontroeren.’
Een bijzonder tolerante weg
Die ontroering ligt meteen ook op de loer bij programmamaker Arnout Hauben. Enkele jaren geleden trok hij voor Man bijt hond met een camera op pad, en kwam terug met ‘De weg naar Compostela’, een pareltje van een reisverslag in vele schuifjes. ‘Ik ben oprecht blij als iemand me nog eens belt om erover te praten,’ klinkt het. ‘Het is een ervaring die me nog steeds niet loslaat.’
De typische pelgrim bestaat niet, stelt ook hij vast. Iedereen heeft zijn reden om te doen wat hij doet. Een bijzonder tolerante weg, noemt hij het. Deftige Amerikaanse dames die hun bagage door een taxi van slaapplaats naar slaapplaats laten brengen, pure sportievelingen, diepgelovige wandelaars, jonggepensioneerden die hun leven willen herevalueren, mensen die een persoonlijk drama of een ellendige ziekte van zich willen afstappen: ze gedijen perfect naast elkaar, niemand wordt scheef bekeken of veroordeeld.
‘Na een week stappen voelde ik hoe het bloed door mijn lijf stroomde, hoe mijn zintuigen stilaan op scherp gingen staan. Ik rook het eten in de huizen onderweg, ik zag hoe de fietser die me passeerde maar één been had… De traagheid van het stappen maakt je zoveel ontvankelijker voor kleine dingen. En precies in die details vond ik vaak een mooi aanknopingspunt voor een gesprek.’
Vreemde intimiteit
Of hij tot grote inzichten gekomen is onderweg, weet Arnout Hauben niet. Maar het heeft hem rustiger gemaakt, merkt hij. En ervoor gezorgd dat hij op een andere manier op zoek ging naar verhalen. ‘Ik merkte dat de klassieke ietwat agressieve manier van interviewen niet de beste verhalen opleverde. Toen ik dat losliet en me openstelde voor wat zich toevallig aandiende, veranderde dat. Ik heb écht leren luisteren naar mensen.’
Het onderweg zijn schept een vreemde intimiteit onder pelgrims en bewoners langs de route. Volslagen onbekenden die hun diepste zielenroerselen met elkaar delen: alledaags is het niet.
Hauben: ‘Ik heb de indruk dat pelgrims gemakkelijk in vertrouwen genomen worden. Je bent er maar even. Het is veilig. Maar het veronderstelt wel enige wederzijdsheid. Je hebt het recht niet te vissen naar verhalen van anderen, als je niet bereid bent in je eigen ziel te laten kijken. Te praten over je leven, over je angsten ook. Ik heb onderweg dingen aan wildvreemden verteld, die ik zelfs aan mijn beste vriend nooit heb gezegd.’
(verschenen in De Standaard op 29 juli 2013)