‘Ik ben het slachtoffer van mijn eigen stemmingen, wellicht meer dan andere mensen’, vertelde de Britse acteur en schrijver Stephen Fry vorige week tijdens een tv-interview. ‘Ik heb die aandoening en moet medicijnen nemen opdat ik niet te hyper zou worden of zo neerslachtig dat ik zelfmoord wil plegen. Ik wil u zelfs vertellen dat ik het vorig jaar nog geprobeerd heb.’
De bewusteloze Fry werd net op tijd in zijn hotelkamer gevonden door zijn producer. Waarom, wilde iedereen weten. ‘Er is geen waarom, het is niet de juiste vraag. Er is geen reden. Als er een reden was, zou je iemand ervan kunnen overtuigen om niet uit het leven te stappen.’
Dat Fry aan een bipolaire stoornis lijdt – vroeger heette dat manisch-depressief – is al langer bekend. In 2006 maakte hij de tweedelige documentaire Stephen Fry – The secret life of a manic depressive, waarin hij zijn twijfels over medicatie ventileerde: hij hield van de manische periodes, die hem telkens weer een fenomenale boost gaven. ‘Ik heb ze nodig om mijn leven een avontuurlijke toets te geven, en ik denk dat ik de meeste dingen die goed zijn aan mij te danken heb aan mijn stemmingswisselingen. Mijn hele leven word ik al gekweld door de diepste depressiviteit, maar aan de andere kant heb ik er ook mijn energie en mijn creativiteit aan te danken, die wellicht aan de basis liggen van mijn carrière.’
Postume diagnose
Fry is lang niet de enige creatieveling met een bipolaire stoornis. Drie jaar geleden kwam ook lachebekje Ruby Wax uit de kast. Catherine Zeta-Jones en Carrie Fisher (Prinses Leia uit Star wars) lieten zich onlangs behandelen voor de aandoening. Frank Sinatra en Mel Gibson zijn bipolair. En dan zijn er nog eens de tientallen beroemdheden die het etiket postuum opgeplakt kregen: van Charles Dickens tot Ernest Hemingway, van Virginia Woolf tot Marilyn Monroe, van Isaac Newton tot Friedrich Nietzsche. En natuurlijk mag Vincent van Gogh niet in het rijtje ontbreken, de man die het voorwerp is van wel meer postume psychiatrische diagnoses – waaronder ook schizofrenie.
Dichter bij huis getuigde acteur Ben Segers vorig jaar in De Morgen over zijn leven – mét medicatie – met bipolariteit. En maakte Sjoerd Tanghe een mooie, aangrijpende documentaire over zijn vader, theaterregisseur Dirk Tanghe.
Creativiteit en waanzin worden wel vaker aan elkaar gelinkt. In zijn boek The storytelling animal: How stories make us human schrijft de Amerikaanse literatuurwetenschapper Jonathan Gottschall onomwonden dat een grotere creativiteit ook een grotere vatbaarheid voor mentale stoornissen betekent. Kay Redfield Jamison, een Amerikaanse psychologe en zelf bipolair, komt in haar boek Touched with fire: manic-depressive illness and the artistic temperament tot een gelijkaardige conclusie: een buiten verhouding groot deel van de acteurs, kunstenaars, musici, schrijvers en performers lijdt aan de ziekte.
Volgens de medische website Health.com klopt dat, maar worden de symptomen van de aandoening bij creatievelingen vaak gecamoufleerd door de aard van het werk. Ups en downs horen nu eenmaal bij het creatieve proces.
Geen label
Een paar jaar geleden ging theatermaakster An Vanderghote door een diep dal in haar leven. Privéproblemen, een overvloed aan prikkels, slaapgebrek: ze culmineerden en mondden uit in een totaalgevoel van verdriet en ontreddering. In haar zoektocht naar een luisterend oor belandde Vanderghote bij een neuropsychiater, die vrij snel concludeerde dat ze aan een bipolaire stoornis leed.
Tot op vandaag verzet Vanderghote zich tegen de diagnose. ‘Eigenlijk heeft die psychiater me nooit concreet kunnen aantonen waarom ik bipolair zou zijn. Toen ik bij haar terechtkwam, heette ik depressief te zijn. Ik had het erg moeilijk, dat klopt. Ik huilde veel. Een paar jaar eerder had ik als alleenstaande, werkende moeder ook nog eens theaterstudies op mij genomen. Dat kon volgens haar alleen maar als ik aangedreven werd door een manische energie. Ze suggereerde dat creatieve mensen vrijwel altijd bipolair zijn.’
Vanderghote raakte gebeten door de thematiek. Ze deed opzoekwerk, bekeek de documentaire van Stephen Fry, kreeg inzage in het onderzoekswerk van haar psychiater – ontluisterend, vooral door de duidelijke link met de farmaceutische nijverheid, vond ze – en schreef een kritisch theaterstuk over bipolariteit.
‘Bij het begin van mijn behandeling was ik nog niet mondig genoeg om me te verzetten, om te stoppen met de therapie. Dus nam ik braaf mijn medicatie. Pas toen ik er met andere mensen durfde over te praten en merkte dat zij mijn ups en downs relativeerden, durfde ik de diagnose in vraag te stellen.’
‘Oké, ik heb ups en downs. Maar ik wil niet dat er een label aan me gehangen wordt. Ik ben een emotioneel mens. Ik kan blij en verdrietig zijn, en daar kan ik naarmate de jaren verstrijken steeds beter mee omgaan. Mij creatief mogen uitleven, en bij uitbreiding: dingen doen die ik graag doe, helpt me daarbij enorm. Het geeft rust.’
Cultuurdragers
Erik Thys is psychiater en een autoriteit op het vlak van bipolaire stoornissen. ‘Naar het verband tussen bipolaire stoornis en creativiteit wordt al sinds de 19de eeuw onderzoek gedaan. Men vermoedde dat ook al in de Oudheid dichters, kunstenaars, redenaars en politici vaker dan gemiddeld aan “melancholie” leden. We weten dat creativiteit vaak samengaat met een zekere gevoeligheid voor – onder andere – bipolaire stoornis en psychose. Zolang beide in lichte mate aanwezig zijn, hoeft dat geen probleem te zijn. In hun extremere vorm worden ze schadelijk.’
Medicatie is nooit vanzelfsprekend, merkt Erik Thys. Het is telkens weer een hoge drempel, telkens weer weerstand overwinnen. Maar, zo vindt hij, elke mens is uniek en verdient daarom een unieke aanpak. ‘Het is een moeilijke afweging. In de depressieve fase lijdt de patiënt zelf, maar in de manische fase lijdt de omgeving. De wens van elke patiënt moet in ieder geval zoveel mogelijk gerespecteerd worden. Sommigen weigeren medicatie, omdat ze zeer gehecht zijn aan dat bijzondere gevoel wanneer ze hypomaan zijn. Onlangs vertelde een vrouw me dat creativiteit zelf haar medicijn is: ze tekent van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, en dat helpt.’
Het boeit hem mateloos, dat verband tussen creativiteit en psychopathologie, vertelt Erik Thys. ‘Ik vind het mooi om te zien dat er ook iets nobels en belangrijks gekoppeld kan worden aan iets dat zo stigmatiserend is. Dat wie bipolair of psychotisch is tegelijk drager is van datgene wat onze cultuur gevormd heeft, mag ook eens gezegd worden. Noem het gerust een vorm van eerherstel.’
(verschenen in De Standaard op 12 juni 2013)