‘Je ziet meteen wie het gewone geboefte is en wie de moordenaars zijn,’ vertelde een vrouw me ooit. Zij kende de gevangenis goed, want ze bezocht er in het kader van herstelbemiddeling haar ex-schoonzoon, de moordenaar van haar dochter.
Het gewone geboefte oogde als crapuul. Maar de moordenaars, die waren anders. Die zagen er zo normaal uit. Zoals de buurman, de collega, de vriend, de geliefde. Zoals u en ik.
Toen ik later de man in kwestie interviewde, viel me op hoe rustig en verstandig en hoffelijk hij was. Ik had er bijna ‘sympathiek’ aan toegevoegd, ware het niet van dat ene niet te negeren feit: hij had een mens vermoord.
Ik heb er altijd een nogal naïef beeld van gehad, van die moordenaars. In mijn fantasie waren het angstaanjagende wezens. Half mens, half monster. Schepsels bij wie je maar beter uit de buurt bleef. Met wie je echt niet alleen mocht zijn. Want je wist maar nooit wanneer ze weer eens die duivelse schittering in hun ogen zouden krijgen, waarna ze hun handen om je hals konden zetten om de lucht uit je lijf te persen.
Vorige week was ik op bezoek in Leuven-Centraal. Klein geboefte is er in de minderheid. De meeste gevangenen zitten daar omdat ze een levensdelict gepleegd hebben. Ik praatte er met Staf, Jean, Ghislain en Frank, die straffen tussen de 21 en 42 jaar uitzitten. Dat ze meer op hun kerfstok hebben dan het stelen van een brood, hoef ik u niet te vertellen. We praatten over koetjes en kalfjes. Over mensen en ideeën. Over muziek en literatuur. Met een van hen was ik een tijdlang alleen.
Het was heel gewoon. Geruststellend en verontrustend gewoon.
De kille moordenaar bestaat. Maar hij behoort tot een minderheid.
De meeste moordenaars hebben wroeging. Too little too late natuurlijk. Want wat kopen hun slachtoffers daarvoor? En de gebroken familieleden van die slachtoffers?
Het zijn vragen waar ook veel daders mee blijven zitten. Ze zijn zwaar in de fout gegaan en ze kunnen die fout nooit meer goedmaken. Daar moeten ze mee leren leven.
Zij, de daders.
Gelukkig zitten wij aan de goede kant van de grens. Wij zijn normaal. Toch?
Maar zeg eens. Durft iemand zijn hand in het vuur te steken voor zichzelf?
Echt?
U bent in goed gezelschap.
Een keer raden.