Het hoofd in de wolken

wolken_zwartwitWat dromerige types allang wisten en fanatieke doeners al even lang weglachen, is ook wetenschappelijk bewezen: dagdromen heeft zin. Dagdromers zijn creatiever, en dus op hun manier misschien productiever dan niet-dromers. Eerherstel voor de lanterfanters van deze wereld.

In het klassieke economische denken zijn dagdromers saboteurs. Want is dagdromen geen eufemisme voor luieren? Voor nietsdoen en profiteren? In een wereld waarin tijd geld is en alles draait om duidelijke en meetbare resultaten zetten hun zalige landerigheid en gebrek aan discipline kwaad bloed. Dagdromers passen als een tang op een varken in het kortetermijndenken dat tegenwoordig zo in zwang is.

Voor dit begint te lijken op misplaatste nostalgie: vroeger was het geen haar beter. Honderd jaar geleden gold ledigheid al als het oorkussen van de duivel. En een dikke vijftig jaar geleden waarschuwden ontwikkelingspsychologen ouders voor de gevaren van dagdromen bij hun kinderen: ze zouden er de kans op een latere neurose en zelfs psychose aanzienlijk mee verhogen.

meisje_dagdromenDe glorieuze hoofdrol

Voor Freud was dagdromen niet meer dan een volwassen versie van het fantasierijke kinderspel. Kinderen spelen wat ze zouden willen zijn, stelde hij. Volwassenen durven dat niet meer en beleven het spel enkel nog in hun hoofd. En precies dat is dagdromen. Een kleine complicatie: volgens Freud schamen volwassenen zich voor hun dagdromen, omdat ze weten dat die kinderlijk of ontoelaatbaar zijn. De dagdroom als bewust gestuurde fantasie, waar hij het vermoedelijk over had, is natuurlijk maar één vorm van dagdromen. Als we ons daar al voor schamen, dan is dat wellicht omdat de inhoud ervan zelden altruïstisch is. Aspirant-missen die beweren dat ze dagdromen over wereldvrede, liegen dat ze zwart zien. De Grote Thema’s in onze dagdromen hebben niet zoveel met idealisme van doen. Het draait om lekkere seks of zwijmelende romantiek. Om ijdelheid en eerzucht. De glorieuze hoofdrol is daarbij meestal weggelegd voor onszelf. Natuurlijk droomt u er wel eens van een kinderleven te redden. Maar vergeet vooral niet de — ongetwijfeld knappe — dankbare moeder en de applaudisserende menigte aan de zijlijn te vermelden.

Maar laat dit soort dagdromen — hoe glorierijk of opwindend ook — nu net tot de categorie behoren waarvan wetenschappers nog niet zeker weten of ze wel zo nuttig zijn. Zij zien vooral heil in de mentale omzwervingen die we bijna onbewust ondernemen: het heel even van de wereld af zijn, zonder dat we het goed en wel beseffen.

Eureka!

Arthur Fry was ingenieur en gelegenheidskoorzanger in de presbyteriaanse kerk. Het moet op een zondagmorgen in 1974 geweest zijn. Fry had de gewoonte kleine briefjes tussen de pagina’s van zijn koorboek te stoppen zodat hij telkens snel naar de juiste hymne kon doorbladeren. Maar de briefjes vielen er voortdurend tussenuit. Tijdens de preek dwaalden zijn gedachten af. Tegen de tijd dat de kerkdienst erop zat, was de post-it geboren.
In zijn hoofd, tenminste.

Verhalen over geniale ingevingen tijdens het nietsdoen — of het nu over Archimedes in zijn bad gaat, of over Einstein die, ogenschijnlijk suffend op zijn werk, de relativiteitstheorie bedenkt — krijgen misschien juist door hun alledaagsheid een soort mythisch aura. Ze klinken te simpel om waar te zijn (en zijn dat wellicht ook). Maar ze zijn wel een mooie illustratie van het nut van dagdromen.

Jarenlang was het onderzoek naar dagdromen nattevingerwerk, want gebaseerd op oncontroleerbare antwoorden van proefpersonen. Vragenlijsten leveren zelden betrouwbaar materiaal op, omdat mensen geneigd zijn onder druk van de sociale controle de werkelijkheid een beetje te verfraaien. Zo bleek uit een bepaald onderzoek dat mannen die routineus werk uitvoeren — bij uitstek geschikt om de gedachten te laten afdwalen — wel veel dagdromen, maar dat die dagdromen in minder dan vijf procent van de gevallen seksueel getint waren. Wat dan weer tot enig wenkbrauwengefrons leidde bij andere onderzoekers.

Nog meer nattevingerwerk. Toen Teresa Belton, een onderzoekster aan de Engelse East Anglia University, een bundel verhalen van lagere schoolkinderen las, was ze ontsteld over het gebrek aan fantasie dat uit de verhalen sprak. De kinderen waren nochtans aangemoedigd geweest in hun creativiteit, die ze — zo was hen verteld — helemaal de vrije loop mochten laten. Belton besloot een paar maanden lang de dagindeling van de kinderen te bestuderen. Daaruit bleek vooral dat er geen ruimte was voor leegte en verveling. En dagdromen doe je nu eenmaal sneller wanneer je niets omhanden hebt. ‘Dagdromen veronderstelt een meer ontspannen manier van denken’, stelt ze, ‘waarbij je sneller bereid bent rare of vergezochte ideeën in overweging te nemen.’

Vangen en bewaren

Die rare en vergezochte ideeën vormen vaak de basis voor creatieve inzichten, zo blijkt uit onderzoek van Jonathan Schooler, psycholoog aan de University of California en een prominent onderzoeker op het vlak van dagdromen.

In 2005 onderzocht Schooler hoe vaak onze gedachten afdwalen tijdens een opdracht. Een groep studenten moest de eerste hoofdstukken van Tolstojs Oorlog en vrede lezen. Telkens wanneer hun gedachten afdwaalden, moesten ze daar melding van maken. Dat gebeurde gemiddeld vier tot vijf keer in een tijdspanne van 45 minuten. Op basis van soortgelijke experimenten stelden andere wetenschappers vast dat we tijdens een ons opgelegde taak tot de helft van de tijd met onze gedachten elders zitten.

vrouw_dagdroomIntussen weten we ook wat er in onze hersenen gebeurt tijdens zo’n mentaal uitstapje. Uit hersenscans blijkt dat bij een brein in rust — met andere woorden: wanneer de gedachten vrijelijk alle kanten mogen uitwaaieren — een soort ‘default’ netwerk actief wordt.

Bij een gerichte taak neemt het hoofdnetwerk de zaken weer over, en wordt het ‘default’ netwerk onderdrukt. Maar tijdens bepaalde fases van het dagdromen blijken beide netwerken tegelijk actief te worden. Over wat dan precies gebeurt, zijn wetenschappers het nog niet eens. Een van de hypotheses, onder meer ondersteund door Schooler en zijn team, is dat beide netwerken zich gezamenlijk gaan bezighouden met dingen die verder reiken dan een welomlijnde taak. Wellicht worden daardoor minder voor de hand liggende verbindingen gelegd, waardoor het creatieve denkproces op gang komt.

Schooler gelooft dat het mogelijk is dit creatieve proces aan te zwengelen door eenvoudige, routineuze of meditatieve bezigheden: wandelen, lopen, fietsen, breien, strijken, doedelen, noem maar op. Tegelijk benadrukt hij dat dagdromen niet genoeg is. Je gedachten laten afdrijven, is het gemakkelijke gedeelte. Daarna komt het lastigste: tijdens het afdwalen toch voldoende alertheid aan de dag leggen om een plotseling opduikend idee te herkennen. Zo’n creatief inzicht moet met beide handen gevangen en bewaard worden.

Want net zoals een nachtelijke droom vervliegt als hij niet meteen bij het ontwaken in een verhaal gegoten wordt, geldt dat ook voor ingevingen tijdens het dagdromen.

(eerder verschenen in De Standaard van 24 juli 2010)