Wildvreemden die je lingerielade overhoophalen en de aap uithangen met je beha over hun kleren en je slip op hun hoofd. Je familiefoto’s bekijken. Seks hebben in je bed en je puberdagboek doorbladeren. Zijn er ook voordelen aan huisruil als vakantieformule? Welzeker.
Het lijkt paradoxaal, maar net als bij naturisme hing naar mijn gevoel rond huisruil lang een waas van kneuterige openheid. Mijn ietwat cynische vooroordelen heb ik intussen aan de kant geschoven. Voor alle duidelijkheid: naturist ben ik nog steeds niet. Anders ligt het bij huisruil. De bijna als een bedreiging klinkende belofte die ik indertijd her en der hoorde – ‘Eens je huizen ruilde, wil je niks anders meer’ – bevat meer waarheid dan ik ooit durfde te denken.
Het idee groeide toen we een zevental jaar geleden het Canadese huisruilgezin van vrienden wegwijs maakten in Gent. Hun enthousiasme, en enkele weken later ook dat van onze vrienden, werkte aanstekelijk.
We hakken we de knoop door: onze zomervakantie van 2001 zal richting VS gaan. Een bestemming waar we al langer zin in hebben, maar die voor ons gezin – twee volwassenen, twee tieners – onbereikbaar is, wegens te duur. Onze plannen worden afwisselend op verwondering, voorzichtig enthousiasme en sceptisch geknor onthaald. Over ons aanbod klinkt het eensluidend: ‘Wie wil in ’s hemelsnaam naar Wondelgem komen?’
Ik ben steeds meer gaan voelen voor het goed gedoseerde optimisme en het op het eerste gezicht naïeve vertrouwen dat huisruilers zowat overal ter wereld met elkaar gemeen hebben. Na heel wat contacten met collega-huisruilers heb ik welgeteld één minder goede ervaring mogen noteren: een Amerikaans koppel was erg teleurgesteld, omdat de overeenkomst met een Parijs gezin op het laatste moment werd afgeblazen, zonder duidelijke reden. Vermoedelijk hadden de Parijzenaars, mensen die voor het eerst huizen zouden ruilen, een interessanter aanbod gekregen. Dat is meteen een eerste – ongeschreven – regel voor wie huisruil overweegt: zodra je concrete afspraken maakt met een ander gezin, wordt het een erezaak om je ook aan die afspraak te houden, ongeacht welke aanlokkelijke aanbiedingen nog uit de bus komen. Niemand kan je dwingen, maar iedereen weet hoe rot het is als je vakantie op het laatste moment in het water valt. Niemand kan je ook dwingen goed te zorgen voor het huis van een ander, niet rond te snuffelen of te stelen. En toch stellen zich ook op dat vlak nauwelijks problemen.
Huis met tuin en plezierboot
We zoeken via de stevig gedocumenteerde en gebruiksvriendelijke site van homeexchange.com. Zoeken op land, op accommodatie of ‘omgekeerd’ zoeken – wie wil naar België komen?, het kan allemaal. En ja, tot onze verbazing blijken vooral Amerikanen, Canadezen en Denen wel iets te zien in Belgium. Met aangescherpt zelfvertrouwen besluiten we ook te mailen naar mensen die België niet expliciet vermelden als droombestemming, maar weleens iets van Europa willen zien. Ik begin aan een tekst, waarin ik onszelf, ons huis en onze omgeving voorstel, en waarin ik de troeven van België in de verf probeer te zetten. De clichés over bier, frieten en chocolade laat ik achterwege, maar ik citeer wel de Lonely Planet over ons land: ‘Als de spotlight België op het Europese toneel slechts een klein lichtje is, is dat alleen te wijten aan het feit dat de Belgen zelden opscheppen over hun land. Ten onrechte: België heeft meer geschiedenis, kunst, lekker eten en architectuur per vierkante meter dan vele van hun grotere en luidruchtigere buren.’ De opschepperij aan een ander overlaten – en wat voor een – ook dat is Belgisch.
We kiezen zes huizen: twee in Oregon, twee in Californië en twee in Louisiana. Ik heb het gevoel dat ik net iets te brutaal geweest ben, want een van de huizen in Louisiana is wel vier keer zo groot als het onze, compleet met bar, speel- en filmkamer, met een grote tuin gelegen aan een bayou, en o ja, er hoort ook een plezierboot bij. Wanneer we nog dezelfde dag een dolenthousiaste mail krijgen van Linda – van het grote huis, jawel – weten we niet waar we het hebben. Snel laat ik haar weten dat ons huis echt wel een stuk kleiner is dan dat van haar, en dat we zeker niet willen dat ze zich bekocht zou voelen, maar ze lacht onze bezwaren weg. Zij en haar man, Gregg, willen alleen een huiselijke plek om hun lichaam ’s nachts te parkeren, en ze zitten nu al te popelen bij het vooruitzicht aan de vakantie. De sympathieke kunstleraar uit de buurt van San Francisco die ons enkele dagen later laat weten dat hij graag wil ruilen, mailen we met spijt in het hart dat we al bezet zijn.
In de daaropvolgende maanden ontspint zich een drukke mailcorrespondentie. Net als voor ons zal dit hun eerste huisruilervaring zijn. Ik maak een soort handleiding met nuttige informatie — over onze katten, de buren, de planten, de werking van huishoudelijke apparaten, noodnummers… Linda zegt dat het allemaal wel zal loslopen, dat alles in hun huis zichzelf uitwijst. Wanneer blijkt dat zij later zullen vertrekken dan wij, en we dus elkaar zullen ontmoeten, voel ik me gerustgesteld. In afwachting raas ik als een wervelwind met smetvrees door mijn huis en maak ik schoon zoals ik – normaal gezien niet meteen een toonbeeld van huishoudelijk perfectionisme – dat
nooit eerder deed. Mijn partner schudt het hoofd. Pas wanneer een vriendin die een tijdje in Amerika woonde, me zegt dat ik nog raar zal opkijken ginder – ‘Amerikanen doen het nogal met de Franse slag’ – gooi ik mijn emmer en dweil terug in het berghok.
Allen naar Breaux Bridge
Het vertrek nadert. Mijn ouders zullen voor ontvangstcomité spelen: zij voorzien onze koelkast van het nodige lekkers, wij laten een aantal Belgische bieren en chocolaatjes achter als welkomstgeschenk — je kunt de clichés niet blijven ontwijken — en daar gaan we dan.
Laat op de avond landen we in New Orleans, waar Gregg ons opwacht. De verwelkoming is warm, de lucht loodzwaar en heet. Dit is de Deep South. Een autorit van meer dan twee uur brengt ons naar Breaux Bridge, in het hart van Cajun Country. De auto zullen we de komende drie weken als de onze mogen beschouwen, want ook die is in de ruil inbegrepen. Net zoals het appartement van dochter Christa in Houston, Texas, op vier uur rijden van Breaux Bridge. Al snel daagt het ons dat we met ons gat in de boter gevallen zijn, en dat we onze verwachtingen met het vooruitzicht op toekomstige huisruilvakanties het best een beetje temperen.
Louisiana en de cajuns bewieroken zou me te ver leiden – ik kan er nog even over doorgaan – maar vanaf dat moment hebben we de vakantieformule in ons hart gesloten. De buren zijn behulpzaam en gastvrij, zonder opdringerig te worden. Uit dankbaarheid nodigen we hen uit voor een etentje – Gentse waterzooi! – en later die vakantie bereiden zij voor ons jambalaya. Wanneer we een mail ontvangen van Linda, waarin ze ons bijna vermanend laat weten dat ons huis echt wel veel beter is dan we haar lieten verstaan, en wanneer haar dochter langskomt en vertelt dat ze zich op voorhand afvroeg: ‘Who the heck wants to come to Breaux Bridge?’, leggen we onze complexen voor eens en voor altijd af.
Van Spitsbergen tot Sicilië
Het daaropvolgende jaar willen we het dichter bij huis zoeken. De bestemming: Europa. De praktijk wijst uit dat wie zich vastpint op een bepaalde bestemming, vaak met lege handen achterblijft. De hele wereld wil naar Italië, Spanje, Zuid-Frankrijk of Schotland, dus de weinige huisruilkandidaten die je daar aantreft, kampen voortdurend met l’embarras du choix. En of ze nu echt Wondelgem, Reet of Erps-Kwerps zullen verkiezen boven die honderden andere aanbiedingen, valt te betwijfelen. Proberen mag natuurlijk. Ditmaal versturen we tien mails: van Sicilië tot Spitsbergen, en zowat alles er tussenin. Al snel krijgen we reactie van een jong gezin dat aan de westkust van Denemarken woont. Het klikt meteen. De mailcorrespondentie en de telefoontjes met Mogens en Kirsten geven ons snel het gevoel dat we oude vrienden zijn. Ook hen ontmoeten we heel even, bij onze aankomst. In hun huis voelen we ons merkwaardig snel thuis, vooral wanneer we zowat alle boeken uit onze bibliotheek aantreffen op hun boekenplanken, maar dan in het Deens.
In de zomer 2003 trekken we weer naar Amerika, naar Long Island, New York ditmaal. Het cultuurverschil met het zuiden is voelbaar. De kritische, ruimdenkende, ietwat cynische New Yorkers contrasteren fel met de hartelijke, maar conservatieve zuiderlingen. We betrekken het huis van een professor Engelse literatuur en zijn kunstminnende vrouw, en hebben ook ditmaal het geluk er een buitenhuis bovenop te krijgen: een blokhut in de Catskill Mountains, waar ook het legendarische Woodstock ligt. Amper een minuut na onze aankomst valt de elektriciteit uit. Eerst denken we dat we iets verkeerds gedaan hebben, tot onze enige buurman, die enkele honderden meters verderop woont, ons komt vertellen wat er aan de hand is. We beleven er de onwaarschijnlijke elektriciteitspanne die half Noord-Amerika zonder stroom zet.
We bouwen een vuur onder de sterren, ontkurken een fles wijn en prijzen ons gelukkig dat we de nacht niet hoeven door te brengen in een of ander station in Manhattan, waar nu duizenden gestrande mensen een slaapplek op de grond proberen te bemachtigen.
(in 2005 verschenen in De Standaard Magazine)