Ik werd als oudste van vier meisjes geboren op een decembernacht in 1962. Het vroor stenen uit de grond, wekenlang. De ijsbloemen op de binnenkant van het slaapkamerraam van mijn ouders wilden van geen wijken weten. In het wiegje naast hen lag ik, ingeduffeld als een poolreiziger en geflankeerd door twee warmwaterkruiken. Pas toen het nieuwe millennium met veel toeters en bellen ingeluid werd, en iedereen zich amuseerde met het opzoeken van eeuwrecords, bleken de sterke verhalen van mijn ouders niet overdreven te zijn: de winter 1962-1963 ging de geschiedenis in als de koudste van de eeuw.
Ik moet een jaar of zeven geweest zijn toen ik de film Mary Poppins zag. Bert die met krijtjes prachtige droomlandschappen tekende op het trottoir en er samen met Mary Poppins en de kinderen Banks insprong. Ik ging meteen aan de slag. Op het terras achter ons huis tekende ik de mooiste wereld die ik me maar kon voorstellen. Toen stak ik een paraplu op, sloot mijn ogen en sprong.
De tekening heeft me niet geholpen, de letters deden dat gelukkig wel. Het begon met lezen. Van zodra ik dat kon, las ik alles wat ik maar in handen kreeg. Lezen werd de sleutel tot reizen in tijd en ruimte. En het werd nog beter. Ik ontdekte dat ik ook door het schrijven van verhalen in een heel andere wereld terechtkwam. Een wereld die zo echt leek dat ik alles vergat. Mocht ik niet leren paardrijden? Geen nood. Ik maakte een boek: links tekst, rechts tekeningen. Over een meisje dat wél mocht leren paardrijden. Toen ik veel later – als volwassene – de felbegeerde paardrijlessen nam, moest ik vaststellen dat het plezier daarvan op geen enkel moment kon tippen aan wat ik als meisje van acht gevoeld had toen ik met het puntje van mijn tong uit mijn mond dat boekje schreef.
De lerarenopleiding die ik volgde, bleek een snelweg naar de werkloosheid. Tien jaar lang deed ik kantoorwerk, met pijn in het hart. Want precies daarover had ik als kind gezworen dat ik het nooit ofte nimmer zou doen. Maar in een jong gezin, ik trouwde en we kregen twee kinderen, moet er nu eenmaal brood op de plank komen.
Het tij keerde. De drang om te schrijven dook weer op en liet zich niet meer negeren. Avond na avond ging ik aan de keukentafel zitten met pen en papier. Ik schreef, tot ik moe werd. Het resultaat: Het raadsel in het fluisterbos (1993). Mijn debuut, een kinderboek.
Er volgden meer boeken. In 1997 verscheen de historische en sociale jeugdroman Alle kleuren grijs, gebaseerd op het leven van mijn overgrootmoeder, die als kind in een vlasspinnerij werkte. Het was ook in dat jaar dat ik mijn ontslag indiende en besloot van mijn pen te gaan leven, in ruime zin.
Jarenlang combineerde ik het schrijven van boeken met freelance journalistiek. Aanvankelijk schreef ik voornamelijk voor vrouwenbladen, later voor de krant De Standaard.
De historische achtergrond blijft belangrijk in veel van mijn volgende boeken. Ik ben geboren met heimwee naar mensen en tijden die ik nooit gekend heb. Ik zoek ze op, dompel me onder. Binnen de krijtlijnen van wat we op basis van de geschiedschrijving weten, vertel ik een verhaal dat had kunnen zijn, met een hoofdpersonage dat zich in de marge van de grote geschiedenis bevindt. Ik belicht wat al die tijd onderbelicht is gebleven.
In Lara & Rebecca vertellen een zwart en blank meisje op een 19de-eeuwse plantage in Louisiana afwisselend hun levensverhaal.
Voor Ik denk dat het liefde was, dat onder andere de Boekenleeuw 2010 won, vormt het 18de-eeuwse Frankrijk – en meer bepaald: Parijs – het decor. Hoofdpersonage is Leon, de fictieve zoon van filosoof en schrijver Jean-Jacques Rousseau. Rousseau schreef Emile, ou de l’éducation, maar bracht zijn vijf eigen kinderen naar een vondelingentehuis.
Ook Zijdeman speelt zich af in het 18de-eeuwse Parijs. Het is gebaseerd op een familieverhaal over de verdwijning van een voorvader, die zijdefabrikant was. Het boek wordt verfilmd (animatie), en ik ben co-scenarist.
Haar (2016) is mijn eerste roman voor volwassenen. Drie zussen blikken terug op hun leven. Wat blijft er over van hun brandende kinderdromen en hun verlangens van weleer? Hoe heeft de jarenlange spanning tussen zusterliefde en rivaliteit hun blik op elkaar en op de wereld gekleurd? Intussen ligt Ivo, hun vader, op zijn sterfbed. Haar gaat over grote vragen rond liefde en verraad. En over kleine vragen, zoals deze: waarom nemen vrouwen zo graag ritueel afscheid van hun meisjesjaren? En waarom knippen ze hun haren kort?
Met Alles komt goed, altijd (verschijnt in september 2018) knoop ik weer aan met mijn fascinatie voor het verleden. Het boek vertelt het verhaal van Alice, een meisje dat opgroeit tijdens de Eerste Wereldoorlog en haar familie uiteen ziet vallen.
Op dit moment werk ik hard aan een historische roman voor volwassenen. Een tip van de sluier? Ik vertoef in de late middeleeuwen, verdiep me in het leven van vrouwen toen. Van één vrouw in het bijzonder. Ze schilderde. En ze stierf als maagd. Meer weten we niet over haar. Dat is meer dan genoeg.