Toen de twaalfjarige Palestijn Ahmed Khatib doodgeschoten werd door Israëlische soldaten, stelde zijn vader een wel erg opmerkelijk gebaar: de organen van zijn zoon mochten gebruikt worden om de levens van Israëlische kinderen te redden. ‘Want kinderen hebben niets met dit conflict van doen. Ze zijn onschuldig en hebben het recht om te leven.’
Het gebeurde op een novemberdag in 2005, in het vluchtelingenkamp bij de Palestijnse stad Jenin, op de Westelijke Jordaanoever. De ramadan was net gedaan, en de twaalfjarige Ahmed Khatib ging de deur uit om een stropdas te kopen. Maar onderweg naar de winkel liep het anders. Ahmed botste op twee vriendjes en bleef in de straten van Jenin hangen om te spelen. Oorlogje spelen, want dat is wat kinderen nu eenmaal doen: ze spelen het leven na. Het leven zoals het is. Midden in zijn spel schoot een Israëlische soldaat hem in zijn been en in zijn hoofd. Omdat hij een speelgoedwapen bij zich had, dat verdacht veel op een kalashnikov leek, zo luidde het officieel. Maar vader Ismaël Khatib schudt het hoofd: ‘Niemand heeft achteraf een speelgoedwapen dat op een kalashnikov leek gevonden, omdat hij er geen bijhad. Het is een van de vele verhalen die door het Israëlische leger verzonnen worden, om het doden van Palestijnse kinderen te rechtvaardigen.’
Het laatste kind dat sterft
Ahmed was klinisch dood. Een machine hield hem kunstmatig in leven. Toen de behandelende arts aan vader Khatib vroeg of hij de organen van zijn zoontje wilde doneren aan zieke kinderen, verspreid over Israël, begon hij te huilen. Dat hij tijd mocht nemen om te overleggen met zijn vrouw, zei de dokter. Want misschien was het te veel gevraagd: ook joodse kinderen stonden immers op de wachtlijst voor een donororgaan.
Weigeren had een vorm van vergelding kunnen zijn. Maar het echtpaar Khatib stemde, na de nadrukkelijke goedkeuring van een religieuze leider én het hoofd van de Al-Aqsa-brigades, in met de donatie. ‘Kinderen hebben niets te maken met dit conflict,’ luidde Khatibs oordeel. ‘We kunnen een joods kind niet verwijten wat zijn regering aanricht. Kinderen hebben het recht om te leven. Hun afkomst doet er niet toe.’
Ehud Olmert – toen nog medewerker van premier Sharon, later zelf premier – belde Khatib op om hem te bedanken. Zijn woorden klonken nobel: ‘Ik hoop zo dat Ahmed het laatste kind is dat sterft in dit conflict.’ En prompt nodigde hij Khatib uit om Sharon te ontmoeten. ‘Dat heb ik geweigerd,’ zegt Khatib. ‘Voor mij is het niet die ene soldaat die Ahmed gedood heeft. Het was de verantwoordelijkheid van de regering. Van Sharon dus.’
Olmerts hoop op beterschap, kreeg een nasmaak van ongeloofwaardigheid. Toen in 2008 de oorlog in Gaza losbarstte, kwamen nog eens 45 kinderen om. En de teller blijft sedertdien aantikken.
Papa van vijf nieuwe kinderen
Vier kinderen – waaronder Menuha Levinson, het dochtertje van orthodoxe joden – en een volwassen vrouw kregen een nieuw leven dankzij de beslissing van de Khatibs. Een vijfde kind, een baby van acht maanden oud, overleefde de transplantatie niet. Met Samah, een druzenmeisje dat het hart van Ahmed kreeg, en Mohamed, een bedoeïnenjongen die één van Ahmeds nieren kreeg, heeft Khatib inmiddels een warm contact. ‘Het is familie geworden,’ zegt hij onomwonden. ‘Ahmed leeft voort in zoveel andere kinderen. Ik heb er vijf kinderen bij gekregen, zo zie ik het.’ Elke dag telefoneert hij met Samah en Mohamed. Tijdens alle belangrijke feesten zoeken ze elkaar op. Ze noemen hem ‘papa’.
Met de familie Levinson heeft hij geen contact meer. In ‘Das Herz von Jenin’, de bijzonder aangrijpende documentaire die de Duitse filmmakers Leon Geller en Marcus Vetter over hem maakten, zien we hoe pijnlijk stroef de enige ontmoeting tussen Khatib en de Levinsons verloopt. Het is voorspelbaar, want van bij het begin laat het orthodox-joodse gezin horen dat ze liever een donornier van een joods kind zouden gehad hebben. De familie ontmoeten, willen ze liever niet. Maar wanneer het verzoek er toch komt, wordt het ingewilligd. Er wordt een cadeautje overhandigd en een onwennige bedanking uitgesproken. Een kort gesprek, waarbij het wederzijdse ongemak en de kilte bijna tastbaar zijn.
Vredesprijs
Ismaël Khatib is een grote man met een zachtmoedige uitstraling. Hij oogt vermoeid, maar beantwoordt met geduld en overtuiging alle vragen, die hem misschien al zo vaak eerder gesteld zijn. Hij is een beroemdheid geworden, een ambassadeur van de vrede, of hij dat nu wil of niet. Deze week krijgt hij een vredesprijs van de Limburgse gemeente Houthalen. De hele week door reist hij van gastgezin naar gastgezin, vergezeld van een Duits-Palestijnse tolk.
België is het voorlopig laatste in een lange rij landen die Ismaël Khatib willen huldigen. In de Arabische wereld wordt hij op handen gedragen, maar ook elders in de wereld vindt zijn verhaal weerklank: maar liefst 28 landen nodigden hem tot nu toe uit om hem te huldigen.
Dat de reacties op zijn geste nochtans niet eensluidend positief waren, vertelt hij. Ook niet bij de Palestijnen. ‘Sommigen vonden het een mooi gebaar, en juichten het toe. Anderen vonden het onbegrijpelijk dat ik joodse kinderen wilde redden. Bij de Israëli’s heerste evenzeer verwarring. Ik heb de indruk dat sommigen beschaamd waren. Ze vinden het raar dat een Palestijn bereid is het leven van een Israëli te redden.’
In de documentaire sluipt er zelfs enige bitterheid in zijn betoog: ‘Sommigen hadden me wellicht liever als zelfmoordterrorist gezien: een Palestijn die een kind doodt in plaats van het te redden.’ Een duidelijk vijandbeeld maakt het oorlogvoeren immers een stuk gemakkelijker.
En toch was ook hij ooit zo’n Palestijn die geweld gebruikte. Geboren en opgegroeid in een vluchtelingenkamp, woedend omwille van het onrecht dat hij om zich heen zag, sloot hij zich aan bij de eerste intifada en werd een van de vele molotovcocktails- en stenengooiende jongeren. Toen hij in de gevangenis terechtkwam, smeekte zijn vader hem af te zien van verder geweld. Khatib zwichtte. Hij trouwde, kreeg zes kinderen en werd achtereenvolgens winkelier en garagist.
Cultuur als wapen
Het geweld heeft Ismaël Khatib radicaal afgezworen. Hij heeft een andere manier gekozen om zich te verzetten. Onderwijs en opvoeding. En cultuur. Met de financiële steun van de Italiaanse stad Cueno richtte hij in Jenin het ‘Cuneo Peace Center’ op. ‘De straten van Jenin zijn onveilig voor kinderen,’ licht hij toe, ‘dus wilde ik een ruimte creëren waar kinderen in alle veiligheid kunnen spelen en leren. Waar ze zingen, musiceren, dansen, toneelspelen en schilderen. Waar ze leren hoe rijk cultuur is, hoe rijk ook andere culturen kunnen zijn. Ik geloof er rotsvast in dat cultuur bruggen bouwt. Dat het de communicatie bevordert en mensen met elkaar verbindt.’
Dankzij Duitse steun is er inmiddels ook een filmzaal in het vluchtelingenkamp: Cinema Jenin.
Ahmed Khatib mag dan dood zijn, zijn naam reist de wereld rond. In Canada werd de wet die de relatie tussen donors en ontvangers van organen moet verbeteren, de Ahmed Khatibwet genoemd. En er worden scholen en culturele centra naar de jongen vernoemd.
Het verhaal spreekt zo sterk tot de verbeelding dat er nu ook een Duits-Amerikaanse film in de maak over het leven van Ismaël Khatib. En als een Duitse actiegroep haar zin krijgt, wordt de man in de toekomst misschien voorgedragen als kandidaat voor de Nobelprijs voor de Vrede.
Khatib zelf bekijkt het allemaal nogal rustig, zonder hooggespannen verwachtingen. Voor de eer en de roem doet hij het niet. Hij wil vooral dat zijn boodschap gehoord wordt: het geweld moet stoppen, en er moet een menswaardige en rechtvaardige oplossing gezocht worden. ‘Ik ben België alvast dankbaar, omdat het vorig jaar ingestemd heeft met het Palestijnse lidmaatschap van de Unesco, en dat het nu de Palestijnse statusverhoging bij de VN steunt. Dat betekent veel voor ons.’
(Verschenen in De Standaard op 14 december 2012)
Mooi Kathleen. Ik heb zelf in oktober bij zowel een joods als een palestijns gezin gelogeerd op de Westbank voor een publicatie. Ik kwam zoveel bijzondere mensen tegen dat het bijna vreemd is dat er zoveel geweld gaande is.
Dank, Anneke. Tja, zoals Ismaël het ook zegt: dit is een conflict tussen regeringen. Maar kinderen groeien natuurlijk op met dat conflict. Ik kan me voorstellen dat het moeilijk moet zijn om je niet te laten meeslepen, zeker wanneer je jong bent.
Wij waren een van de gastgezinnen voor Ismael. In september bezochten wij hem en zijn vrouw Abla op in Jenin. Het zijn inderdaad zachte lieve mensen die ondanks hun immens verdiet om Achmed dit uitzonderlijke gebaar stelden.